Anneke van den Bos werkt bijna vijftig jaar voor GGZ Delfland. De meeste tijd als verpleegkundige, en daarnaast heeft ze verschillende functies gehad. Op dit moment is zij ook coach zorgcoördinator. Maar, met het oog op haar pensioen is zij haar taken van zorgcoördinator aan het overdragen aan een nieuwe zorgcoördinator. Anneke is altijd vrolijk, houdt van een grapje: “Hoewel we natuurlijk al lang geen ‘zuster’ meer zeggen, is mijn stokpaardje: ‘Zuster hoe lang moet ik blijven? Nou, in ieder geval niet zo lang als ik!’. Vroeger was het heel normaal dat mensen hier vijftig jaar bleven, toen werd je niet zoals nu behandeld met de intentie weer terug te keren in de maatschappij.” Anneke vertelt dat het vooral de omgeving is die is veranderd, en niet zozeer haar werk.
Anneke van den Bos werkt bijna vijftig jaar voor GGZ Delfland. De meeste tijd als verpleegkundige, en daarnaast heeft ze verschillende functies gehad. Op dit moment is zij ook coach zorgcoördinator. Maar, met het oog op haar pensioen is zij haar taken van zorgcoördinator aan het overdragen aan een nieuwe zorgcoördinator. Anneke is altijd vrolijk, houdt van een grapje: “Hoewel we natuurlijk al lang geen ‘zuster’ meer zeggen, is mijn stokpaardje: ‘Zuster hoe lang moet ik blijven? Nou, in ieder geval niet zo lang als ik!’. Vroeger was het heel normaal dat mensen hier vijftig jaar bleven, toen werd je niet zoals nu behandeld met de intentie weer terug te keren in de maatschappij.” Anneke vertelt dat het vooral de omgeving is die is veranderd, en niet zozeer haar werk.
Op welke afdeling werk je en wat voor werk doe je daar?
Ik werk op de klinische afdeling langdurige zorg voor volwassenen. Cliënten zijn hier tijdelijk, variërend van enkele maanden tot enkele jaren. Als verpleegkundige ben je verantwoordelijk voor de cliënten op de afdeling, de zorg, de medicatie, contact met familie en het contact over financiën. Daarmee ben je de persoonlijk begeleider van een cliënt. Een zorgcoördinator heeft oog voor het hele huishouden van de afdeling en voert zorg overstijgende taken uit, zoals het contact met het management, facilitaire dienst, schoonmaak of technische dienst en het maken van het dienstrooster en de planning.
Waarom ben je dit werk gaan doen?
Mijn opa heeft hier in 1922 zijn diploma als verpleegkundige gehaald in wat ze toen nog de “krankzinnige verpleging” noemde. Hij werkte hier als broeder en mijn oma als kok. Zo hebben ze elkaar in het pand op het Koningsplein in Delft leren kennen. Mijn opa liep hier rond in een zwart pak en met bolhoed op. Ik begreep later dat dit betekende dat hij op een klasseafdeling werkte. Daar zaten mensen van bepaalde stand. Hij moest er daarom zo netjes uitzien. Het diploma van mijn opa hangt overigens ingelijst bij mij thuis in de gang. Als herinnering aan de familiegeschiedenis en hoe deze er voor mij aan heeft bijgedragen om voor deze werkplek te kiezen.
Eigenlijk ben ik hier dus vanaf mijn vijftiende nooit meer weggegaan
Anneke van den Bos
Je was erg jong toen je begon. Wat voor werk deed je in het begin?
Ik had de huishoudschool afgerond. Omdat ik vijftien jaar was, moest ik eerst nog een zogeheten schakelopleiding doen, voordat ik mocht beginnen aan een mbo-opleiding. En dat wilde ik graag. Vanuit de schakelopleiding kwam ik hier stage lopen als inrichtingsassistente. Dan werk je voor de facilitaire dienst. Ik leerde hoe het werkte in de linnenkamer en hoe het eraan toeging in de keuken. Ik heb in het patiëntenrestaurant gestaan. Na een half jaar moest ik als onderdeel van de opleiding op andere plekken stages lopen. Maar tijdens die stages ben ik hier wel als weekendhulp gaan werken, om extra bij te verdienen. Ik wilde sparen voor een brommer, want ik werd zestien. Eigenlijk ben ik hier dus vanaf mijn vijftiende nooit meer weggegaan.
Op mijn zeventiende kwam ik in vaste dienst als aspirant leerling-verpleegkundige. Op voorwaarde dat ik mijn opleiding zou afronden. Ik ben in één keer geslaagd als B-verpleegkundige en ging werken in het A-paviljoen; de vrouwenafdeling. Er was ook een B-paviljoen; de mannenafdeling. Waar nu de kapel staat op het Sint Joristerrein, waren ook nog aparte paviljoens met mannen- en vrouwenafdelingen. Links de mannen en rechts de vrouwen. Niet meer voor te stellen nu. We werkten in blauwe uniformen met witte schorten. De witte haarkapjes waren het jaar ervoor afgeschaft.
Er werd niet gesproken over trauma’s en dat mensen daardoor psychische klachten konden hebben
Anneke van den Bos
Wat heeft het werk je gebracht?
Toen ik jong was, bracht het mij vooral een bredere blik. Ik was zo uit huis hier terecht gekomen. Ik was groen als gras en twijfelde zelfs nog af en toe of het allemaal wel waar was wat cliënten zeiden. Als vrouwen het over misbruik hadden bijvoorbeeld, dan begreep ik dat eigenlijk niet. Er werd niet over gesproken thuis. Er werd ook niet gesproken over trauma’s en dat mensen daardoor psychische klachten konden hebben. Naarmate ik ouder werd en zelf levenservaring kreeg, groeide ik in mijn werk. Ik heb drie kinderen en toen die nog jong waren, ben ik gescheiden. Dat was geen makkelijke periode voor mij. Mensen die problemen of verdriet hadden, ging ik wel beter begrijpen. Dat betekent overigens niet dat je dit werk niet kunt doen als je jong bent. Ik was gewoon niks gewend.
Als iemand na een lang verblijf hier, toch weer zelfstandig kan wonen, dan geeft dat voldoening
Anneke van den Bos
Wat betekent dit werk voor jou?
De warmte en dankbaarheid van cliënten en ook de successen die er zijn, betekenen voor mij voldoening. Als iemand na een lang verblijf hier, toch weer zelfstandig kan wonen, dan geeft dat voldoening. Ik vond het toen ik jong was al stom als mensen zeiden: ‘Werk jij in een gekkenhuis?!’ Ik snapte toentertijd nog niet helemaal waarom ik dat niet fijn vond. Nu kan ik dat beter duiden. Iedereen is een mens. Ik zeg graag: ‘Behandel iedereen zoals je zelf behandeld wilt worden’.
Wat vind jij belangrijk in jouw werk?
Je kunnen inleven in een ander is heel belangrijk. Er zijn als iemand het even niet meer ziet zitten. Als iemand met smetvrees bijvoorbeeld, een half uur wil douchen, in plaats van de vijf minuten die daar eigenlijk voor staat, dan was het antwoord vroeger: ‘Nee’. Tegenwoordig vraag je in zo’n situatie of je advies mag geven wat een gezonde tijd is voor het douchen. Belangrijk voor mij is ook: er niet te dicht op zitten. Je moet ruimte geven en dingen niet overnemen van de ander. Dat betekent niet dat ik geen tips geef hoe mensen met hun problemen zouden kunnen omgaan. Er is geen verschil tussen wie ik thuis ben en wie ik ben op mijn werk. Ik ben heel zorgzaam maar ik kan ook heel streng zijn. Bij de één geef ik graag een schop onder zijn kont om de zelfraadzaamheid groot te houden, bij een ander voel ik aan dat het fijn is als ik hem even help en bij weer een ander geef ik een aai over zijn bol. Dit alles uiteraard spreekwoordelijk. Vroeger mochten we lichamelijker zijn en mocht je een arm om iemand heen slaan. Dat mag nu niet meer.
Hoe is de zorg veranderd?
Het werk dat ik doe, is niet zoveel veranderd. De manier waarop, is wel erg veranderd. Zo werken we nu bijvoorbeeld met behulp van het ART-model*. Vroeger zaten mannen en vrouwen nog gescheiden op afdelingen. Er waren 36 patiënten op 1 groep, nu zijn dat nog maar 10 cliënten. Dagbesteding was min of meer een plicht, nu is er veel meer (keuze)aanbod en wordt er ook arbeidsmatig tegen vergoeding gewerkt. En in een bepaalde periode waren managers heel bepalend. Er was toen veel hiërarchie in de organisatie en collega’s zorgden weinig voor elkaar. Dat vond ik een moeilijke tijd. Gelukkig is dat al lang niet meer zo. Nu is er veel meer vertrouwen tussen leiding en medewerkers, daardoor is er ruimte om dingen soms net even anders te doen. Zodat het beter aansluit bij de behoefte van de ander.
Wat wil je jonge collega’s meegeven?
In gesprek met een ander zit je nooit tegenover een ziekte, maar tegenover een mens. Het maakt niet uit wat iemand heeft meegemaakt, of wat iemand heeft. Ik denk dat dat de essentie is wat je oprecht moet voelen en weten als je hier komt werken. Wat ik ook wil meegeven, is dat jij ook op de andere stoel kunt komen te zitten. Het is een ontzettend dun lijntje tussen gezond zijn en hulp nodig hebben. Verplaats je in de ander op die andere stoel. Jij kunt het zelf zijn, of iemand die je liefhebt. Behandel mensen zoals je zelf behandeld wilt worden.
*ART staat voor Active Recovery Triad, ofwel: actief herstel in de triade. Dit betekent dat de cliënt actief aan zijn herstel werkt met zijn naasten en met ons als zorgverleners in een drie-eenheid: de triade. We werken samen aan duidelijke doelen, die bijdragen aan herstel van gezondheid en identiteit.
Wat vond je van het verhaal?
Deel dit artikel: